1887

OECD Multilingual Summaries

Education at a Glance 2018

OECD Indicators

Summary in Dutch

Cover
Read the full book on:
10.1787/eag-2018-en

Onderwijs in een oogopslag 2018

OESO‑indicatoren

Samenvatting in het Nederlands

De impact van de socio‑economische status op onderwijsgelijkheid wordt gedurende het leven vaak groter

Ondanks een duidelijke verbetering van de leerresultaten gedurende de afgelopen tien jaar, nemen kinderen met laag opgeleide ouders, ofwel een lage socio‑economische status, minder vaak deel aan onderwijsprogramma’s voor kleuters en peuters. Ook maken deze kinderen het hoger middelbaar onderwijs minder vaak af en gaan ze minder vaak door met hoger onderwijs dan jonge mensen met minstens één ouder die hoger onderwijs heeft genoten. Twee derde van 25 tot 64‑jarigen met ouders die de middelbare school niet hebben afgemaakt, zal een hoger onderwijsniveau dan hun ouders behalen, maar meestal is dat hoger beroepsonderwijs. Dit speelt zich ook op tertiair niveau af: in alle OESO‑landen met beschikbare data vertegenwoordigen 18 tot 24‑jarigen met ouders die geen hoger onderwijs hebben genoten slechts 47% van de nieuwe aanmeldingen voor Bachelor‑, lange eerstegraads‑ of equivalente educatieve programma’s, ook al vertegenwoordigen ze 65% van de bevolking in die leeftijdscategorie. Deze ongelijkheid heeft ook zijn weerslag op de arbeidsmarkt: mensen die alleen hun middelbare school hebben afgemaakt, maken minder kans op een baan en verdienen slecht 65% van het inkomen van hun leeftijdsgenoten met een hoger opleidingsniveau.

De genderkloof bevoordeelt meisjes in het onderwijs en mannen op de arbeidsmarkt

Gemiddeld in alle OESO‑landen met beschikbare data vertegenwoordigen jongens ca. 60% van de leerlingen die op de middelbare school een jaar blijven zitten en maken dat onderwijsniveau minder vaak af dan meisjes. Dit betekent dat meer meisjes dan jongens een middelbareschooldiploma hebben. Mannen maken ook minder vaak dan vrouwen hun hogere onderwijs af. 38% van mannen van 25 tot 34 jaar in de OESO‑landen hadden in 2017 hoger onderwijs genoten, vergeleken met 50% van de vrouwen van dezelfde leeftijd. Deze kloof is de afgelopen 10 jaar breder geworden.

Ondanks de betere leerresultaten hebben vrouwen minder succes op de arbeidsmarkt. Gemiddeld in alle OESO‑landen zijn 80% van alle hoger opgeleide jonge vrouwen tewerkgesteld, vergeleken met 89% van jonge mannen met hetzelfde onderwijsniveau. Het verschil tussen mannen en vrouwen met een lager leerresultaat wordt bovendien steeds groter. Gemiddeld in alle OESO‑landen verdienen vrouwen die hoger onderwijs hebben genoten bovendien 26% minder dan mannen met een hoger onderwijsniveau. Deze loondifferentiatie weerspiegelt de genderkloof tussen de hoog en laag betalende studierichtingen op tertiair niveau, maar kan ook worden veroorzaakt omdat vrouwen vaker inactief of werkloos zijn, waardoor hun salaris minder snel stijgt.

Volwassen allochtonen en mensen met een immigratie‑achtergrond nemen minder vaak deel aan het onderwijs en hebben dus minder succes op de arbeidsmarkt

Eerste en tweede generatie immigranten in de landen met beschikbare data zijn ondervertegenwoordigd onder de studenten die zich aanmelden voor een Bachelor‑ of lang eerstegraadsprogramma, of een dergelijk programma afronden. Allochtone volwassenen die in hun gastland zijn gearriveerd toen ze 26 of ouder waren, nemen ook minder vaak deel aan formele en/of informele onderwijsprogramma's dan hun autochtone leeftijdsgenoten of mensen die vóór hun 25e in het land zijn aangekomen, omdat ze minder bekend zijn met het onderwijssysteem en met de taal van het gastland.

In de meeste OESO‑landen is de tewerkstelling onder hoger opgeleide allochtone volwassenen lager dan die van hun autochtone leeftijdsgenoten, maar het tegenovergestelde is vaak het geval bij mensen met een lager onderwijsniveau. Deze tegengestelde trends weerspiegelen de moeilijkheden die hoger opgeleide allochtone volwassenen hebben bij het verkrijgen van erkenning voor hun onderwijs en ervaring in het gastland, en de aantrekkelijkheid voor werkgevers van de lagere salariseisen van lager opgeleide allochtone volwassenen. Allochtone volwassenen hebben ook vaker geen werk, geen scholing en geen stage (zgn. NEET). Ongeveer 18% van allochtonen tussen 15 en 29 jaar zijn NEET vergeleken met 13% van autochtone jonge volwassenen.

Ondanks de grotere overheidsuitgaven, komt een groot deel van al het geld voor het hogere en kleuteronderwijs van privé‑bijdragen

Van 2010 tot 2015 zijn de uitgaven per student in het lagere, middelbare en voortgezette beroepsonderwijs met 5% toegenomen. Voor het hogere onderwijs is dat 11%. De onderwijsinstellingen worden nog steeds voornamelijk door de overheid gefinancierd. In 2015 was 90% van de financiering voor het lagere, middelbare en voortgezet beroepsonderwijs en 66% van de financiering van het hogere onderwijs uit de staatskas afkomstig. Aangezien een groter aandeel van de financiering voor het hogere onderwijs van huishoudens afkomstig is, hebben landen financiële mechanismen ingesteld om gezinnen te ondersteunen. Minstens 75% van de studenten in de landen waarin het meeste schoolgeld moet worden betaald, profiteren van deze leningen of beurzen.

Nu dat steeds meer kinderen van 3 tot 5 jaar naar de kleuterschool gaan, nemen de overheidsuitgaven voor dit onderwijs ook toe, in 2015 tot 83% van de totale kosten. De afgelopen tien jaar is dit met 4 procent gestegen in de landen met beschikbare data. Gemiddeld in alle OESO‑landen gaat 1 op de 3 kinderen die naar de kleuterschool zijn gegaan daarna naar een privé‑betaalde onderwijsinstelling en dit is een groter aandeel dan op elk ander niet‑tertiair onderwijsniveau.

Het lerarenvak kampt nog steeds met een grote genderongelijkheid

Nagenoeg alle leerkrachten in het lager onderwijs zijn vrouw, maar dat geldt voor minder dan de helft van de docenten in het hoger onderwijs. De afgelopen toen jaar is deze genderkloof op het lagere‑ en middelbareschoolniveau toegenomen en op het tertiaire niveau afgenomen. Het is bijzonder moeilijk om mannelijke docenten tot het vak aan te trekken: het gemiddelde reële inkomen van vrouwelijke leerkrachten is gelijk aan of hoger dan het gemiddelde salaris van andere voltijdse, hoger opgeleide vrouwen, maar de mannelijke leerkrachten in het lagere en middelbare onderwijs verdienen 77 tot 88% minder dan het gemiddelde salaris van andere voltijdse, hoger opgeleide mannen.

Gemiddeld in de OESO‑landen en regio's met beschikbare data, zijn de wettelijke salarissen van lagere‑ en middelbareschooldocenten met 15 jaar ervaring en de meest gebruikelijke kwalificaties in hun land van 2005 tot 2017 met 5 tot 8% gestegen tot het niveau van vóór de economische crisis. Leerkrachten hebben ook een goede incentive om schoolleiders te worden: de reële salarissen van hoofdleiders zijn minstens 35% hoger dan die van leerkrachten en minstens 20% hoger dan de gemiddelde inkomens van andere werkers met een hogere opleiding.

Overige bevindingen

Regionale verschillen in de deelname aan het onderwijs zijn meestal groter naarmate het onderwijsniveau toeneemt. Het grootste verschil tussen subregio's is het aantal aanmeldingen voor kleuterscholen en kinderzorg voor kinderen van drie jaar en jonger.

In de helft van de OESO‑landen en economieën met beschikbare data krijgen hoofdleiders en leerkrachten die in minder ontwikkelde of ver afgelegen gebieden werken extra compensatie.

In de meeste landen beslissen de scholen meestal zelf over de manier waarop het onderwijs wordt georganiseerd, maar de beslissingen over planning en structuur, personeelsbeheer en resources worden meestal op een hoger niveau genomen.

© OECD

Deze samenvatting is geen officiële OESO-vertaling.

Reproductie van deze samenvatting is toegestaan, mits het OESO-copyright en de titel van de oorspronkelijke publicatie worden vermeld.

Meertalige samenvattingen zijn vertaalde uittreksels van OESO-publicaties die oorspronkelijk in het Engels en Frans zijn gepubliceerd.

OECD

Read the complete English version on OECD iLibrary!

© OECD (2018), Education at a Glance 2018: OECD Indicators, OECD Publishing.
doi: 10.1787/eag-2018-en

This is a required field
Please enter a valid email address
Approval was a Success
Invalid data
An Error Occurred
Approval was partially successful, following selected items could not be processed due to error