1887

OECD Multilingual Summaries

Perspectives on Global Development 2019

Rethinking Development Strategies

Summary in Dutch

Cover
Read the full book on:
10.1787/persp_glob_dev-2019-en

Perspectieven over de wereldwijde ontwikkeling 2019

Nieuwe ideeën over ontwikkelingsstrategieën

Samenvatting in het Nederlands

“Nieuwe ideeën over ontwikkeling”

Ideeën over ontwikkeling zijn na de Tweede Wereldoorlog veranderd, aangezien op verschillende tijden verschillende paradigma's de boventoon voerden. Vlak na de oorlog lag de focus op industrialisering, planning en groei. In de jaren 1960 ging het over structurele transformatie en in de jaren 1970 over de afhankelijkheidstheorie. De ‘Washington Consensus’ legde in de jaren 1980 en 1990 de nadruk op macro‑economische stabiliteit en stimuleerde structurele aanpassingen. Sinds de jaren 2000 heeft een doelgerichte aanpak geleid tot de creatie van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen en daarna de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen.

Ook al bestaat er nog steeds geen standaarddefinitie, toch is men het erover eens dat ontwikkeling te maken heeft met de daadwerkelijke verbetering van het leven en welzijn van mensen. Hoe kunnen deze doelstellingen worden bereikt? Kunnen de beleidsbepalingen die de ontwikkeling hebben gestimuleerd in de landen die zich vroegtijdig hebben geïndustrialiseerd worden omgevormd tot de gouden norm voor opkomende landen? Het traject van landen die recentelijk zijn geïndustrialiseerd, zoals de Volksrepubliek China (hierna 'China' genoemd) komt niet overeen met de normale paradigma's. Dit roept vragen op over wat voor strategieën landen zouden moeten toepassen om een hoger en duurzaam welzijnsniveau te realiseren.

Ontwikkelingsstrategieën moeten reageren op een nieuwe, wereldwijde context

De afgelopen dertig jaar heeft zich een grote transformatie in de wereldwijde economie voorgedaan. Dit fenomeen wordt in dit rapport ‘rijkdomverschuiving’ genoemd. Sinds de jaren 1990 zijn opkomende landen, zoals China en India, sneller gegroeid dan het OESO‑gemiddelde. Gezien de grote bevolking van deze landen hebben deze groeiverschillen het wereldwijde macro‑economische landschap een nieuwe vorm gegeven.

De opkomst van deze nieuwe economische geografie gebeurde in drie verschillende perioden:

  • De openstelling van China, India en de voormalige Sovjet Unie aan de wereldmarkten na de jaren 1990.
  • In de tweede periode, van 2001 tot de wereldwijde financiële crisis in 2008, convergeerden arme landen overal vanwege de steeds grotere groei in en rond China. De snelle urbanisatie en industrialisatie in Azië heeft tot toenemende grondstofprijzen geleid.
  • In de periode sinds 2010 is de rijkdomverschuiving tijdelijk vertraagd. Dit kwam vanwege van de wereldwijde recessie en de transformatie van China van een productie‑ en exporteconomie in een economie gebaseerd op diensten en consumptie. Hierdoor zijn de grondstofprijzen gedaald.

Rijkdomverschuiving heeft een grote invloed op de wereldwijde ontwikkeling gehad. Dit komt tot uiting in de nieuwe economische relaties inzake handel, financiën en migratie. De wereldwijde groei werd versterkt en miljoenen mensen zijn uit de armoede bevrijd. Ook werd de wereldwijde bestuursarchitectuur veranderd.

In 2010 vertegenwoordigden opkomende landen 42% van de mondiale wereldgoederenhandel. De helft daarvan bestond uit Zuid‑Zuid handel. China speelde hierbij een centrale rol: sinds de wereldwijde financiële crisis is de Chinese import de drijvende kracht voor de Zuid‑Zuid handel.

Opkomende landen werden ook belangrijke aanbieders van ontwikkelingsfinanciering; opkomende donoren vergrootten hun aandeel van de ontwikkelingsfinanciering van 6% naar 13%, exclusief de officiële ontwikkelingshulp. Het ‘Belt and Road Initiative’ van China is een grote internationale ontwikkelingsstrategie gericht op het verbinden van landen met China. Dit initiatief zorgt voor een nog sterkere Zuid‑Zuid integratie.

Ontwikkelingsstrategieën mogen niet veronderstellen dat economische groei automatisch tot welzijnsverbeteringen zal leiden

De economische groei in het Zuiden heeft niet alle problemen opgelost. In sommige landen is de absolute en relatieve armoede toegenomen. Vaak is ook de inkomensongelijkheid vergroot. En de toenemende industrialisatie en verstedelijking hebben desastreuze gevolgen voor het milieu.

Het mag niet als een verrassing komen dat BBP‑groei niet alle problemen heeft opgelost. Zelfs Kuznets die in 1934 als eerste het BBP definieerde, heeft gewaarschuwd tegen het gebruik van deze waarde als een maat van het welzijn. Desondanks werd deze waarde tijdens de Bretton Woods Conferentie tien jaar later het belangrijkste instrument voor het meten van de economie van een land. Tientallen jaren lang werd de BBP‑groei als een goede indicatie voor de algemene ontwikkeling van een land gezien.

Een meer holistisch overzicht van de ontwikkeling die rekening houdt met andere welzijnsaspecten, de verdeling ervan over de bevolking en de duurzaamheid van deze aspecten, geeft een veel complexer beeld.

Wereldwijd wordt het BBP per inwoner gezien als een duidelijke welzijnsindicator. De relatie tussen welzijn en het BBP per inwoner is in de loop der tijd echter veranderd. Er zijn twee duidelijke perioden:

  • Van 1820 tot 1870 registreerden de landen met een hoger BBP per inwoner niet altijd een hoger welzijnsniveau.
  • Na 1870 is de relatie tussen het BBP per inwoner en de welzijnsmetingen sterker geworden. Dit als gevolg van de goedkopere Amerikaanse import van levensmiddelen in Europa die de reële lonen verhoogde, de opkomst van democratische bestuursstelsels, de medische doorbraken en de sociale beleidsmaatregelen.

Tijdens de beginjaren van de industrialisatie, van de jaren 1820 tot 1870, groeide het BBP in de geïndustrialiseerde landen ongeveer 1 tot 1,5% per jaar. Dit was relatief langzaam, maar toch groeide het BBP. Het effect op het welzijn was echter nagenoeg nul. Deze ‘vroege groei paradox’ was de prijs die deze landen betaalden voor de snelle verstedelijking en de groei van de arbeidsklasse.

Sinds de jaren 1950 hebben de snel groeiende landen de achterstand met de vroeg ontwikkelde landen ‘ingehaald’. Dit wordt ook wel de convergentie van het BBP per inwoner genoemd:

  • In Zuid‑Amerika groeide het welzijn sneller dan het BBP per inwoner.
  • In Afrika waren de welzijnsverbeteringen relatief gezien beter dan het BBP per inwoner, maar er is en blijft een toenemend verschil met de rest van de wereld.
  • In Azië ging een spectaculaire economische groei gepaard met een opzienbarende toename van sommige welzijnsaspecten (levensverwachting, onderwijs), maar niet alle.

Ontwikkelingsstrategieën moeten inspelen op nieuwe trends en uitdagingen

De meeste nationale ontwikkelingsplannen die momenteel worden ontworpen, gaan verder dan economische groei en richten zich op sociale inclusiviteit en duurzaamheid voor het milieu. Weinig van deze plannen geven echter blijk van inzicht in de grote trends en de uitdagingen en kansen die daardoor ontstaan.

Sommige uitdagingen zijn bekend: de mogelijke afname van de wereldwijde groei, handelsprotectionisme, toenemende ongelijkheid, bevolkingsgroei en verzwakking van het wereldbestuur.

Er doen zich echter allerlei nieuwe uitdagingen voor die de vroeg geïndustrialiseerde landen niet kenden. Voorbeelden hiervan zijn de nieuwe wereldwijde regels, de onderlinge afhankelijkheid tussen landen, de ongekende bevolkingsgroei, de grote mobiliteit, het risico van pandemieën en klimaatverandering. Andere voorbeelden zijn nieuwe technologieën, zoals digitalisatie, automatisering, kunstmatige intelligentie en biotechnologie.

Ontwikkelingsstrategieën voor de 21e eeuw

Opkomende landen hebben en zullen verschillende ontwikkelingstrajecten doorlopen vergeleken met vroeg geïndustrialiseerde landen. Gezien de rijkdomverschuiving zien we de opkomst van nieuwe strategieën, zoals een grotere Zuid‑Zuid‑samenwerking, beleidsbepalingen die migratie en ontwikkeling aan elkaar verbinden en nieuwe manieren om de sociale bescherming uit te breiden.

Uit ervaring weten we dat strategieën een handig hulpmiddel zijn om een evenwichtige groei te garanderen, inclusief de benodigde sociale en milieubepalingen. De geschiedenis leert ons echter dat één enkel ontwikkelingsparadigma voor alle landen niet zo effectief is als multisectorale, participerende, locatiespecifieke en multilaterale ontwikkelingsstrategieën. Ook dienen de benodigde hulpmiddelen en de politieke wil te bestaan om deze strategieën op een degelijke wijze uit te voeren.

© OECD

Deze samenvatting is geen officiële OESO-vertaling.

Reproductie van deze samenvatting is toegestaan, mits het OESO-copyright en de titel van de oorspronkelijke publicatie worden vermeld.

Meertalige samenvattingen zijn vertaalde uittreksels van OESO-publicaties die oorspronkelijk in het Engels en Frans zijn gepubliceerd.

OECD

Read the complete English version on OECD iLibrary!

© OECD (2018), Perspectives on Global Development 2019: Rethinking Development Strategies, OECD Publishing.
doi: 10.1787/persp_glob_dev-2019-en

This is a required field
Please enter a valid email address
Approval was a Success
Invalid data
An Error Occurred
Approval was partially successful, following selected items could not be processed due to error